De Europese norm NBN-EN 1729 bepaalt de verschillende hoogtes van schoolmeubilair op basis van de lichaamsafmetingen van de individuele leerlingen. Maak kennis met de knieholtehoogte en de elleboog-zitvlakhoogte…
Stoelhoogte op basis van de knieholtehoogte
Het uitgangspunt om de hoogte van de zitting van een stoel te bepalen, is de afstand tussen de vloer en de knieholte van de leerling (zonder schoenen). In één woord: de knieholtehoogte (of onderbeenlengte).
De norm maakt daarbij wel nog een onderscheid in functie van de positie van de zitting: perfect horizontaal of naar voor (of naar achter) gekanteld. In het tweede geval kan de ‘open heuphoek’ maximum 10° zijn.
Tafelhoogte op basis van de elleboog-zitvlakhoogte
De elleboog-zitvlakhoogte vormt de referentie voor het bepalen van de hoogte van de schooltafel. Deze hoogte komt bovenop de zithoogte, waardoor de leerlingen werken aan een tafel die hoger is dan hun ellebogen. Op die manier blijft de leesafstand ook beperkt.
Bijkomend schrijft de norm EN 1729 een werkblad met een helling tot 20° voor. Op die manier worden boeken naar de ogen gebracht in plaats van omgekeerd. Om dezelfde reden plaats je schoolboeken best schuin op een pennenzak, zodat ze nog iets meer rechtop staan.
Hoogtetabel met 8 stoel- en tafelhoogtes
In het ideale geval zit elke leerling op een stoel en aan een tafel waarvan de hoogte aangepast is aan de individuele lichaamsafmetingen. De tabel hieronder gebruikt acht kleurcategorieën om de overeenstemmende stoel- en tafelhoogtes te bepalen.
Horizontaal zitten of open heuphoek?
Zitten met een open heuphoek krijgt de voorkeur boven horizontaal zitten. Op die manier blijft de hoek tussen het bovenlichaam en de bovenbenen groter dan 90° en dat is vooral interessant tijdens voorwaarts gerichte schoolactiviteiten (zoals lezen en schrijven).
